• Persoonlijk advies
  • Alle kennis in huis
  • Complete oplossingen
  • Volledig ontzorgd
  • klantwaardering 9,1
Prinsjesdag 2023

Gevolgen belastingplannen voor ondernemers

Op 19 september was het Prinsjesdag en bood demissionair minister Kaag van Financiën de Miljoenennota en de Rijksbegroting aan de Tweede Kamer aan. Haar toespraak daarbij ging over vrijheid. Letterlijk vrij zijn van angst en vrij zijn om te gaan en staan waar je wilt. Maar daarnaast ook de vrijheid van armoede en gebrek. De basisbeginselen van het bestaan dienen op orde te zijn, voordat we de ruimte hebben en ervaren om deel te nemen aan het publieke leven. Voor veel mensen in Nederland was de afgelopen periode echter niet eenvoudig. Als het kabinet niet zou ingrepen, stijgt het aantal volwassenen en kinderen in armoede verder. Daarom trekt het kabinet  jaarlijks 2 miljard euro extra uit voor maatregelen om de koopkracht van kwetsbare huishoudens te stutten. Maar dit koopkrachtpakket moet ook van dekking voorzien worden, om te voorkomen dat toekomstige generaties de rekening hiervoor betalen.

Kaag besluit haar toespraak met: "De opgaven die wij moeten volbrengen om een sterk huis van de toekomst te bouwen, staan voor meer dan economie en materiële welvaart alleen. We begroten voor brede welvaart. Dat betekent dat we ons niet alleen inzetten voor een sterke economie, maar ook voor bloeiende natuur, goed onderwijs en gelijke kansen. Niet alleen voor nu, maar ook voor later. Niet alleen voor hier, maar ook voor elders," en "Het is zeer waarschijnlijk voor het laatst dat ik de Miljoenennota mag aanbieden. En ik hoop van harte dat de Kamer veel van de begrotingen nog behandelt voor het einde van het jaar, want wij dragen als kabinet een grote gedeelde, gezamenlijke verantwoordelijkheid."

Hoe het kabinet vorm wil geven aan deze opgave? In dit artikel lichten we een aantal relevante punten voor ondernemers en werkgevers toe.

Gevolgen belastingplannen voor ondernemers

Uitwerking belastingplan voor ondernemers

Waar krijgen ondernemers komende jaren mee te maken? 

Tarief box 1 stijgt licht en grens verruimd

Het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting stijgt volgend jaar ligt naar 36,97%. Ook de inkomensgrens van de eerste schijf wordt iets verruimd tot € 75.624. Over het inkomen boven deze grens blijft 49,50% inkomstenbelasting verschuldigd.

Box 2 opgedeeld in twee tarieven

De maatregel om een inkomens-opstap voor inkomen uit aanmerkelijk belang in box 2 te bouwen, werd al in 2022 in de wet vastgelegd en wordt nu dus zonder wijzigingen en volgens plan uitgevoerd. In plaats van een vast tarief voor inkomen in box 2, komen er daarom met ingang van 2024 twee tarieven. Tot een inkomen van € 67.000 is het tarief met 24,5% lager dan de 26,9% die nu geldt. Boven deze inkomensgrens gaat een nieuw toptarief van 31% gelden.

Afrekenen over dividenduitkering eind dit jaar nog op basis van 2023-tarief
Het tarief in box 2 is onder meer van belang voor directeuren-grootaandeelhouders (dga's) die dividend ontvangen van hun BV. Als zij straks met hun box 2-inkomen onder de € 67.000 blijven, gaan zij dus minder betalen aan inkomstenbelasting dan nu. Ook is het tarief van belang voor het afrekenen over zogeheten excessieve leningen. Alle, te hoge leningen van dga's bij hun eigen BV. zijn namelijk belast, en de Belastingdienst peilt aan het eind van dit jaar hoe hoog de schulden zijn. Bij het afrekenen hierover geldt dan dus nog het 2023-tarief in box 2.

Tarief box 3 stijgt sneller dan gepland

In het Belastingplan voor 2024 is opgenomen dat het huidige tarief in box 3 al vanaf volgend jaar met 1%-punt per jaar verhoogd wordt naar 34%. De vrijstelling voor box 3 blijft € 57.000 in 2024.

Daarnaast is er al jaren discussie over de heffing op inkomen uit sparen en beleggen. De Belastingdienst rekent bij de heffing in box 3 van de inkomstenbelasting namelijk met een fictieve verdeling tussen spaargeld en beleggingen én met fictieve rendementen. Door te rekenen met een forfait is de heffing beter uitvoerbaar, zo heeft de overheid steeds betoogd. In 2021 oordeelde de Hoge Raad echter dat de methodiek in strijd is met de Europese grondrechten, waardoor de Belastingdienst aan de gang moest met het corrigeren van de aanslagen over 2017-2021 en het kabinet met het maken van nieuwe wetgeving. Eerder werd al duidelijk dat deze wetgeving er pas per 2027 gaat komen. In de tussentijd is de Overbruggingswet box 3 van toepassing.

Definitie ‘overige bezittingen’ in Overbruggingswet box 3 op punten verfijnd
In de Overbruggingswet baseert de Belastingdienst de heffing van box 3 op de werkelijke samenstelling van het vermogen. Er zijn daarbij drie vermogenscategorieën: banktegoeden (hier valt ook contant geld onder), overige bezittingen en schulden. Voor iedere categorie geldt een afzonderlijk forfaitair rendementspercentage. Dit percentage sluit voor spaarders wel redelijk goed aan bij het werkelijk behaalde rendement. Maar bij de ‘overige bezittingen’ is dit een ander verhaal. Na een aantal moties van het kabinet is er daarom opnieuw onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor een verfijning van de regels. Een aantal voorstellen daaruit worden nu al in het Belastingplan opgenomen:

  • De aandelen in een Vereniging van Eigenaren (VvE) vallen voortaan onder het spaargeld
    Dit vermogensrecht staat meestal op een bankrekening en daarom past het beter bij de categorie banktegoeden dan overige bezittingen.

  • De derdenrekening bij een notaris valt voortaan ook onder het spaargeld
    Ook het aandeel in het vermogen op de derdengeldenrekening van een notaris is een vermogensrecht, waarbij het logischer is dat deze onder banktegoeden valt dan onder overige bezittingen.

  • Vorderingen en schulden tussen fiscaal partners of ouders en minderjarige kinderen hoeven niet meer aangegeven te worden
    Onderlinge vorderingen en schulden worden gedefiscaliseerd. Bij ouders en minderjarige kinderen gaat het dan alleen om de situatie waarin het inkomen van het minderjarige kind aan de ouders wordt toegerekend, omdat alleen dan sprake is van dezelfde aangifte.

Wijzigingen bedrijfsopvolgingsregelingen

Voor de inkomstenbelasting geldt bij overdracht van een onderneming onder voorwaarden een fiscaal gunstige regeling, waarbij de meerwaarde in een onderneming kan worden doorgeschoven. Dit noemen we de doorschuifregeling (DSR). De DSR kan spelen bij een overdracht van een eenmanszaak, V.O.F. of maatschap. Verder kan de DSR ook spelen bij de overdracht van aandelen in een vennootschap door dga’s met een aanmerkelijk belang (5% of meer van de aandelen). Dit noemen we de doorschuifregeling aanmerkelijk belang (DSR AB).

Daarnaast kent de Successiewet een voorwaardelijke vrijstelling waarmee de waarde waarover schenk- of erfbelasting wordt betaald bij ondernemingsvermogen wordt verminderd. Deze fiscale faciliteit is bekend als de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR).

Per 1 januari 2024 wordt verhuurd vastgoed aangemerkt als beleggingsvermogen, voor zover het voor meer dan 10% wordt verhuurd aan derden. Ook vastgoed dat op het moment van overdracht gebruikt wordt voor de onderneming, maar bestemd is om te verhuren aan derden, wordt aangemerkt als beleggingsvermogen. Aangezien de DSR en de BOR in principe alleen van toepassing zijn op ondernemingsvermogen, zijn de faciliteiten dan niet meer van toepassing op aan derden verhuurd vastgoed.

Vastgoed dat wordt verhuurd aan vennootschappen waarin de schenker of erflater een aanmerkelijk belang heeft, of dat wordt verhuurd aan een samenwerkingsverband waarin de eigenaar van het vastgoed als ondernemer participeert (zoals een V.O.F.), valt niet onder deze maatregel.

Ook kortdurende verhuur in de dienstensector, zoals de verhuur van hotelkamers en sportbanen, wordt niet geraakt door deze wijziging. Tot slot worden schulden die verband houden met aan derden verhuurd vastgoed ook als beleggingsvermogen aangemerkt.

Ook zijn er verdere wijzigingen voor 2025 en 2026 aangekondigd. Maar met de verkiezingen in aantocht, is het nog onduidelijk of die overeind blijven.

Let op bij excessief lenen bij eigen vennootschap

Sinds 1 januari 2023 geldt een nieuwe wet waardoor aanmerkelijk belanghouders (5% of meer van de aandelen) geacht worden een inkomen uit aanmerkelijk belang te genieten voor zover zij meer dan € 700.000 lenen bij hun eigen vennootschap.

Leningen van de vennootschap aan bepaalde familieleden van de aanmerkelijkbelanghouder, waaronder ouders en kinderen, worden daarbij aangemerkt als lening van de vennootschap aan de aanmerkelijkbelanghouder zelf, voor zover die leningen meer dan € 700.000 bedragen op de peildatum (31 december van elk jaar).

Heeft u of een familielid een lening bij uw vennootschap van meer € 700.000?
Dan is het voor u van belang dat u voor het einde van dit jaar nagaat wat de fiscale gevolgen voor u zijn en in hoeverre het verstandig is deze lening af te lossen.

Er is al een reparatie aangekondigd die voor dga’s die naar het buitenland geëmigreerd zijn. Bij emigratie van aanmerkelijk belanghouders legt de Belastingdienst namelijk een voorwaardelijke aanslag op, alsof de aandelen in de vennootschap verkocht zijn. Die aanslag kan onder de huidige wetgeving worden geïnd als de geëmigreerde DGA meer dan € 700.000 leent, waarbij leningen van eigen vennootschappen die in het buitenland gevestigd zijn ook meetellen. Vanaf 2024 tellen alleen nog leningen van Nederlandse vennootschappen waarin een aanmerkelijk belang wordt gehouden mee.

Overige maatregelen voor ondernemers

De MKB-winstvrijstelling voor ondernemers in de inkomstenbelasting (zoals bijvoorbeeld de eenmanszaak en de V.O.F.) wordt verlaagd van 14% naar 12,7%.

Daarnaast wordt de afschrijving op vastgoed in eigen gebruik beperkt door de bodemwaarde gelijk te stellen aan 100% van de WOZ-waarde. Voorheen gold in de inkomstenbelasting een bodemwaarde van 50% van de WOZ-waarde.

De giftenaftrek in de vennootschapsbelasting wordt niet versoberd, maar volledig afgeschaft. Daar staat een vereenvoudiging in de inkomsten- en dividendbelastingsfeer tegenover: giften zijn vanaf 2024 niet langer aftrekbaar en er wordt wettelijk geregeld dat de gift niet leidt tot een fictieve uitkering aan de aanmerkelijkbelanghouder. Daardoor is er geen sprake meer van een fictief box 2-voordeel.


Uitwerking belastingplan voor werkgevers

Waar krijgen werkgevers komende jaren mee te maken? 

Werkgevers gaan meer premie volksverzekeringen betalen

Het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting stijgt volgend jaar ligt naar 36,97%. Ook de inkomensgrens van de eerste schijf wordt iets verruimd tot € 75.624. Over het inkomen boven deze grens blijft 49,50% inkomstenbelasting verschuldigd. Werkgevers en werknemers betalen hierdoor ook meer premie voor de volksverzekeringen.

Vrije ruimte in de werkkostenregeling terug naar 1,92%

Onder de werkkostenregeling (WKR) kan een werkgever een percentage van het totale fiscale loon van de organisatie besteden aan onbelaste vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen aan werknemers. Stopt de werkgever méér in deze zogenoemde vrije ruimte, dan moet hij over het meerdere 80% eindheffing betalen. Werkgevers mogen zelf bepalen of ze de vrije ruimte willen gebruiken en waar ze die aan willen besteden.

Per 1 januari 2024 wordt de vrije ruimte van de WKR over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom weer teruggebracht naar 1,92%. Daarboven blijft de vrije ruimte gelijk met 1,18% van de loonsom.

In 2023 is de WKR tijdelijk verhoogd naar 3%, vanwege de inflatie. Deze regeling wordt dus niet verlengd. Wel is er een kleine stijging t.o.v. 2022, toen de vrije ruimte nog 1,7% was.

STAP-budget gaat op in SLIM-regeling voor MKB

Zoals de meesten al hebben gelezen werden de regels rondom de verstrekking van het STAP-budget deze zomer al aangescherpt. In 2024 valt het doek alweer voor het STAP-budget. Het allerlaatste aanvraagtijdvak van het STAP-budget opent op 15 november 2023.

Een deel van het resterende STAP-budget wordt gebruikt om de Stimuleringsregeling voor Leren en Ontwikkelen in MKB-ondernemingen (SLIM) aan te vullen. De SLIM-regeling gaat zich, volgens de plannen in de Miljoenennota, daarbij ook richten op individuele burgers. Zo wordt er een tijdelijke voorziening voor individuele scholing toegevoegd aan de regeling, om burgers de mogelijkheid te geven de regie te nemen over hun loopbaan. Hiermee komt het kabinet tegemoet aan de ‘Leven Lang Leren’-doelstelling van het STAP-budget.

Via de SLIM-regeling kunnen werkgevers maximaal € 25.000 subsidie aanvragen voor activiteiten op het gebied van opleiding en ontwikkeling van werknemers. De regeling richt zich op drie groepen: individuele MKB-ondernemingen, samenwerkingsverbanden in het MKB en grootbedrijven uit de landbouw-, horeca- en recreatiesector. Van de individuele MKB-ondernemingen, krijgen een kleine organisaties (minder dan 50 werknemers en maximaal € 10 milj jaaromzet) 80% van de subsidiabele kosten vergoed en middelgrote organisaties (minder dan 250 werknemers en maximaal € 50 milj jaaromzet) krijgen 60% van de subsidiabele kosten vergoed. Vallen de begrote projectkosten lager uit, dan kan de SLIM-subsidie ook lager uitvallen.

Voordelen van de tijdelijke subsidie voor EVC-procedures

Oorspronkelijk was het de bedoeling dat ook procedures voor Erkenning van Verworven Competenties (EVC) met het STAP-budget gefinancierd konden worden, maar hiervoor wordt nu een separate, tijdelijke subsidieregeling in het leven geroepen. Het aanvraagtijdvak hiervan opent naar verwachting op 1 november 2023.

In een EVC kan iemand zijn werkervaring, kennis en vaardigheden officieel laten vastleggen in een ervaringscertificaat en zo zijn arbeidsmarktpositie versterken. Ook kan een ervaringscertificaat werknemers helpen om vrijstellingen te krijgen voor een MBO-, HBO-, of branche-opleiding. Dat scheelt opleidingskosten en levert gemotiveerde werknemers op. Andere voordelen voor werkgevers als werknemers een EVC-procedure doorlopen:

  • Verbreden van uw horizon bij het aannemen van personeel
    Krijgt u een ervaringscertificaat voor ogen bij een sollicitatie? Dan weet u op welk niveau diegene kan functioneren. In deze krappe arbeidsmarkt kan een EVC u helpen een bredere groep aan potentiële werknemers aan te spreken.

  • Meer flexibiliteit bij inzetten bestaand personeel
    Door uw eigen werknemers een EVC-traject aan te bieden, krijgt u een beter beeld van de competenties die zij beschikken en welke ze nog moeten ontwikkelen. Zo kan het ook een goed startpunt zijn voor een ontwikkeltraject. Werknemers zullen eerder geneigd zijn om voor een opleiding te kiezen die gericht bijdraagt aan hun ontwikkeling.

  • Arbeidsmarktpositie van de werknemer zelf versterken
    Met een EVC kan de werknemer aantonen dat hij of zij over bepaalde competenties beschikt, die misschien niet uit zijn opleidingsverleden blijkt. Hiermee wordt een werknemer dus breder inzetbaar. Dit kunt u als werkgever bijvoorbeeld ook goed inzetten bij een outplacementtraject.

Overige aanpassingen voor werkgevers

In het Belastingplan is een verhoging van de onbelaste reiskostenvergoeding van 21 cent naar 23 cent per kilometer voorgesteld.

Daarnaast is op het vlak van de WW-premie een wijziging voorgesteld voor de premieplicht bij voltijdcontracten. Werkgevers betalen de hoge WW-premie als blijkt dat een werknemer op jaarbasis méér dan 30% heeft overgewerkt ten opzichte van zijn contracturen. Hierbij geldt een uitzondering voor werknemers die een contract hebben van meer dan 35 uren per week. Deze grens wordt in 2025 verlaagd naar 30 uren per week.


Opvallende voorstellen vanuit de Tweede Kamer

Waar de Tweede Kamer tijdens de parlementaire behandeling vaak maar beperkte wijzigingen of toevoegingen voorstelt, is de dynamiek dit jaar anders in opmars naar de verkiezingen. De Tweede Kamer heeft nu beduidend meer ruimte genomen om een eigen stempel te drukken op de plannen. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen is dan ook een aantal moties aangenomen die van invloed kunnen zijn op de belastingplannen. Dit zijn met name belastingverhogingen om extra uitgaven te dekken. Een aantal belangrijke wijzigingen ten opzichte van de kabinetsplannen zijn:

  • Geen verhoging van het tarief in box 1
  • Extra verhoging van het tarief in box 2 (van voorgestelde 31% naar 33%);
  • Extra verhoging van het tarief in box 3 (van voorgestelde 34% naar 36%);
  • Verhoging van de bankenbelasting;
  • Verdere verhoging van het wettelijk minimumloon;
  • Belasten van de inkoop van eigen aandelen door beursfondsen.

Met de opbrengsten hiervan wil de Tweede Kamer meer doen aan het bestrijden van armoede in ons land. De plannen moeten echter nog goedgekeurd worden door de Eerste Kamer.


Gerelateerde berichten

Scroll naar boven